Over misdaden en straffen door Cesare Beccariaopnieuw vertaald en toegelicht door prof. dr. S.A.M. Stolwijk9789462902633 | 1e druk, 2016 |
Beschrijving | |
Voorwoord |
Inhoudsopgave
Voorwoord
In het jaar 1764 verschijnt in Livorno in Italië een klein boekje met de titel ‘Dei Delitti e delle Pene’, ‘Over misdaden en straffen’. Het is geschreven door een jonge Italiaan uit Milaan, een zekere Cesare Beccaria. Hij is 26 jaar. Cesare Beccaria vindt het strafrecht achterhaald. Het is wreed en willekeurig. Het is ook onmenselijk; de pijnbank en de doodstraf worden toegepast. Straffen moeten in verhouding staan tot de ernst van de misdaden en veel straffen zijn overbodig. In niet meer dan honderd kleine bladzijden ontwerpt hij een nieuw strafrecht. Dat heeft hem beroemd gemaakt. In heel Europa wordt zijn pamflet gelezen en besproken. Het trekt de aandacht van spraakmakende filosofen in Frankrijk, Engeland en Amerika. Beccaria heeft een aanwijsbare invloed gehad op de Amerikaanse Grondwet.
250 jaar later wordt zijn naam in kringen van het strafrecht nog steeds genoemd. Maar niemand leest zijn boek meer. Na het grote succes in de achttiende eeuw wordt het nog weleens aangehaald, maar verder wordt het stil rond de schrijver en zijn boek. Totdat Beccaria aan het eind van de negentiende eeuw in Italië herontdekt wordt wanneer daar de doodstraf wordt afgeschaft. Cesare Beccaria is altijd een fel tegenstander van de doodstraf geweest. In Milaan richt men een standbeeld voor hem op en wordt een plein naar hem vernoemd. Weer later, aan begin van de twintigste eeuw, komt er een bredere belangstelling voor hem. Zijn nagelaten geschriften worden uitgegeven en voor het eerst wordt aandacht besteed aan andere hervormingen die hij bepleitte. Weer enkele decennia later, na de Tweede Wereldoorlog, duikt zijn naam op als een voorvechter van mensenrechten in het strafrecht en strafprocesrecht. Van een onbekende jonge man die ooit een opstandig pamflet schreef, wordt hij een icoon van het moderne strafrecht. Er kan geen internationaal strafrechtelijk congres georganiseerd worden of zijn naam wordt genoemd.
Wie wil weten wat hij geschreven heeft, hoeft geen moeite te doen. Op internet is een stortvloed van vertalingen te vinden, al dan niet gratis te downloaden. In het Frans, Engels of Duits, het maakt niet uit. Zij vertellen allemaal het verhaal dat Beccaria in 1764 opschreef. Het essay leest gemakkelijk, ondanks het feit dat het reageert op een strafrecht dat wij niet kennen en waar wij afstand van hebben genomen (denken we). Bij verder lezen, blijkt echter dat Beccaria niet altijd even gemakkelijk te doorgronden is. Hij volgt een eigen denkpatroon met een bijpassend idioom, dat zonder kennis van de bronnen die hem inspireerden niet altijd goed te begrijpen is. Hij is een typisch man van de Verlichting die veel van zijn gedachten en opvattingen ontleent aan de filosofen uit zijn tijd die hij bewonderde. Daarbij komt dat hij voorzichtig moest zijn met zijn woorden. Hij moest ook rekening houden met censuur en tegenstand van de kerk.
Wie Beccaria in het Nederlands wil lezen, heeft het moeilijk. De eerste Nederlandse vertaling verschijnt in 1768 in Amsterdam. Zij is alleen in enkele universiteitsbibliotheken te raadplegen en dan nog slechts onder toezicht. Het is in fraai achttiendeeeuws Nederlands omgezet. Maar ook hier geldt dat deze niet altijd goed te begrijpen is zonder op de hoogte te zijn van het strafrecht uit die tijd. Beccaria werd wel gelezen, maar nauwelijks nagevolgd. Men had het in de Republiek drukker met de strijd tussen Prinsgezinden en de Oranjes dan met het strafrecht. Het heeft daarna nog tweehonderd jaar geduurd voordat er een nieuwe Nederlandse vertaling op de markt kwam. Hij is 1971 gemaakt door de Belgische historicus J.M. Michiels. Die deed een grondige studie naar de ontstaansgeschiedenis van het boek en zijn verspreiding over Europa. Als toegift maakt hij ook een vertaling. Zijn tekst is sindsdien de meest geciteerde Nederlandse tekst van Beccaria.
Een nieuwe vertaling en een nieuw commentaar
De afgelopen jaren is er in Italië veel rondom Beccaria gebeurd. Het is de grote verdienste van Italiaanse rechtshistorici geweest de mist van verering en bewondering voor Beccaria te hebben doorbroken. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zijn aan de universiteiten van Milaan en Pavia, maar ook in Frankrijk in Parijs en Lyon grondige studies gedaan naar Beccaria en zijn visie op het strafrecht. Ook het milieu waarin hij verkeerde, is goed in kaart gebracht. Hij is daardoor veel gewoner geworden maar ook origineler. Veel genuanceerder maar ook veel radicaler. Een kind van zijn tijd, maar ook een revolutionair die wilde vernieuwen. Hij blijkt niet alleen een man van het strafrecht te zijn maar ook een man van de literatuur, met belangstelling voor taal en stijl en niet te vergeten een briljant en belangrijk econoom. Beccaria heeft het grootste deel van zijn werkzame leven besteed aan hervormingen van de economie van Milaan en Lombardije. Het strafrecht speelde daarbij rol terzijde.
Het Italiaanse onderzoek strekte zich ook uit tot de tekst die Beccaria in 1764 inleverde bij zijn drukker in Livorno. Nauwgezette analyse van de wijze waarop de tekst tot stand is gekomen, leverde een bijzondere ontdekking op. Bij onderzoek naar de herkomst blijkt dat de tekst die aan hem wordt toegeschreven niet van hem is. De bron is bijna altijd de Franse vertaling van de Italiaanse tekst die de Fransman André Morellet in 1766 maakte. Deze Morellet was van mening dat de Italiaanse tekst van Beccaria wel enige verduidelijking behoefde. Hij laat daarom stukken weg en voegt er soms iets aan toe. Maar hij verandert vooral de opbouw van het essay door hoofdstukken te verplaatsen, samen te voegen of af te splitsen. Die ingrepen waren bij kenners wel bekend, maar omdat Beccaria zelf in een brief aan Morellet had laten weten het geheel met hem eens te zijn, ging men ervan uit dat deze aanpassingen ook inhoudelijk de instemming van Beccaria hadden. De verschillen zijn echter zo groot dat het boek dat uit de handen van Morellet kwam toen heel ander boek is geworden dan het boek dat Beccari schreef. Met name de structuur van het boek is door Morellet wezenlijk veranderd. Wil men weten wat Beccaria werkelijk heeft willen zeggen, dan is terugkeer naar de authentieke tekst noodzakelijk.
Dat was de eerste reden voor mij om een nieuwe vertaling te maken, een vertaling die nauwgezet de tekst volgt die Beccaria op papier zette.
Een tweede reden om een nieuwe vertaling te presenteren, is dat de vertalingen die ik onder ogen heb gekregen zelden zijn voorzien van een strafrechtelijk commentaar of toelichting. Als er al iets van een uitleg wordt gegeven, komt die doorgaans niet veel verder dan een levensbeschrijving van Beccaria en dan vaak nog heel oppervlakkig. Zij wordt steevast afgesloten met een lofzang op zijn strijd tegen de pijnbank en de doodstraf. Zijn interessante politiek-filosofische opvattingen over de inrichting van de staat en de rol daarin van het strafrecht worden steevast genegeerd. Ook de vragen wanneer er sprake is van misdaden en wanneer strafbaarstelling beter achterwege kan blijven, worden niet besproken. Wat de mens drijft wanneer hij de wet overtreedt en hoe hij daarvan te weerhouden is, komen niet aan bod. Maar ook de ideeën van Beccaria over onderwerpen als: hoe moet diefstal worden bestraft, of geweld, bedrog of smokkelarij, worden voor kennisgeving aangenomen. Moet zelfmoord strafbaar zijn, homoseksueel gedrag en overspel? Beccaria heeft daar eigen opvattingen over. Hij bespreekt ook kwesties rond de kracht van het bewijs, over interpretatie van de wet door de rechter, over de duur van het strafproces, over gratie en verbanning en de vraag of een misdrijf gepleegd in Parijs ook bestraft kan worden in Milaan. Geen commentaar gaat daar op in. Wat hij vindt van straffen en met name lijfstraffen blijft doorgaans onbesproken. Deze vragen verdienen naar mijn mening meer aandacht dan zij tot nu toe hebben gekregen.
De derde reden om aandacht voor het essay van Beccaria te vragen, is de beeldvorming rond zijn geschrift en zijn persoon. Hij staat te boek als de man van een humaan strafrecht en daar zijn ook redenen voor. Maar hij geloofde ook in een koel en rationeel strafrecht, een strafrecht dat weinig ruimte laat voor op de dader toegespitste straftoemeting. Wat misdaden betreft, meent hij dat de wetgever nooit gedragingen strafbaar mag stellen die louter voortkomen uit een slechte inborst of iets als onvoldoende zondebesef. Hij maakt misdaden los van bedoelingen van de dader. Menselijke gedragingen zijn uitsluitend strafbaar wanneer zij het doel van de staat in weg staan: het bevorderen van ‘het grootst mogelijk geluk voor het grootst mogelijk aantal mensen’. Het strafrecht is een instrument in handen van de overheid, die een bepaald doel nastreeft. Dit aspect van de visie van Beccaria op het strafrecht heeft in de literatuur nauwelijks aandacht gekregen. Naar mijn mening loopt er een lijn van Beccaria naar Jeremy Bentham, en vandaar naar Michel Foucault en zijn ‘Surveiller et punir’ uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze kennen aan het strafrecht een van staatswege controlerende en toezichthoudende functie toe. Zover gaat Beccaria niet. Maar in zijn opvatting over het strafrecht als een middel om maatschappelijke problemen zoals bijvoorbeeld criminaliteit op te lossen, ligt dit wel besloten. Deze kant van Beccaria is in de schaduw gebleven.
Mijn boek laat Beccaria aan het woord. Hij is een aantrekkelijk schrijver. Korte, krachtige uitspraken worden afgewisseld met lange, emotionele betogen over de domheid van mensen en vooral van degenen die geloven in oude tijden. Hij is soms koel op het onbarmhartige af en dan weer sentimenteel, soms grappig. Desondanks blijft voor de leesbaarheid van zijn boek een toelichting nodig. Beccaria is een man met uitgesproken opvattingen die soms ver afstaan van die welke nu in vergelijkbare situaties zouden worden uitgedragen. Ik besteed daarom in mijn toelichting ook veel aandacht aan de ‘filosofie’ van Cesare Beccaria en de wijze waarop hij tegen de maatschappij aankeek toen hij ‘Delitti’ schreef.
Vertaling en toelichting vormen de kern van mijn boek. Ik heb deze ondergebracht in een centraal hoofdstuk: ‘Tekst en toelichting’. Dat hoofdstuk laat ik voorafgaan door twee korte hoofdstukken. Het eerste gaat over ‘Milaan in de achttiende eeuw’ de stad waar Beccaria leefde en werkte. Het beschrijft het milieu waarin hij opgroeide en de activiteiten die hij ondernam. Het volgende inleidende hoofdstuk gaat over de bijzondere ontstaansgeschiedenis van ‘Dei delitti e delle Pene’. Daar besteed ik ook aandacht aan een ‘studie die hij ondernam naar de kunst van het schrijven’. Vervolgens geef ik in dat hoofdstuk een overzicht van de problemen waarmee hij zich als econoom en bestuurder gedurende ruim dertig jaar bezighield. Het hoofdstuk ‘Tekst en toelichting’ wordt gevolgd door een hoofdstuk ‘Ontvangst van Beccaria in de Republiek’. Dat gaat over de wijze waarop vaderlandse strafrechtjuristen in de Republiek op de voorstellen van Beccaria reageerden. Ik eindig met een slothoofdstuk. Daar maak ik de balans op van de invloed die dit beroemde essay uit de achttiende eeuw op ons strafrecht van nu nog heeft. En wat kunnen we 250 jaar later nog van Beccaria leren?